door Homme Martinus
Hengelo was zeer lang een zuiver agrarische gemeente, vrijwel zonder industrie. Volgens de
telling van het Kadaster van 9 juni 1832 bezat Hengelo slechts enige ambachtelijke
industrieën zoals leerlooierijen, bierbrouwerijen en olie- en graanmolens.
In 1854 verhuisde de Koninklijke Weefgoederen Fabriek van Denekamp naar Hengelo.
Hengelo raakte in 1865 verlost uit een isolement door de aanleg van de spoorlijn Almelo -
Salzbergen. In februari 1865 werd het eerste station feestelijk geopend.
hengelo's eerste station
De door de komst van de spoorwegen goedkope aanvoer van steenkool voor de opwekking van de
benodigde energie, deed de Nederlandsche Handelsmaatschappij besluiten een katoenweverij
in Hengelo te vestigen. In 1865 resulteerde dit in de opening van de Nederlandse Katoen
Spinnerij nabij het station.
In 1868 volgde de vestiging van de Machinefabriek van Stork en Meyling (deze was voordien
gevestigd in Borne).
Door deze industrieën groeide Hengelo uit tot een industriekern.
De bevolking groeide van 4687 in 1866 tot 6603 inwoners in 1880.
In 1910 was de bevolking aangegroeid tot 20.552 inwoners. Deze bijna explosieve groei van
de bevolking als gevolg van de industriële ontwikkelingen deed de vraag naar
arbeiderswoningen stijgen. De woningnood en de slechte toestand van de reeds bestaande
woningen in Hengelo deed de roep ontstaan naar goede en betaalbare woningen.
In de jaren 1909 en 1910 staan in de Nieuwe Hengelosche Courant dan ook vele advertenties
van woningzoekenden.
De voordracht van de heer J.H.Faber, Inspecteur van Volksgezondheid te Zwolle, op 4
februari 1909 in het Verenigingsgebouw van de machinefabriek Stork onder de titel
"Arbeiderswoningen", kan wellicht beschouwd worden als directe aanleiding tot de
bouw van het Tuindorp 't Lansink.
Zijn voordracht was gebaseerd op een door hem uitgevoerd onderzoek naar woningtoestanden
in Nederland. Dit onderzoek werd in 1904 gepubliceerd onder de titel "Sprekende
Cijfers; Woningtoestanden in Nederland"
De heer Faber vergeleek in zijn inleiding de arbeiderswoningen die in Engeland werden
gebouwd met die in Duitsland. Hij gaf in zijn betoog duidelijk zijn voorkeur aan de
Engelse tuindorpen boven de kazernebouw van de Duitsers. Verder gaf Faber het verband aan
dat er bestaat tussen wonen in slechte woningen en de slechte gezondheidstoestand van de
mensen. Als gevolg van slechte arbeiderswoningen zouden vele arbeiders lijden aan tyfus en
tuberculose en zou de kindersterfte hoger zijn.
Onder het gehoor van de heer Faber bevond zich onder andere de heer C.F.Stork. Voor hem
was de inleiding van de heer Faber aanleiding om eens een kijkje te gaan nemen in
Engeland. Daar werden het Port Sunlight, dat door Lever Brothers, zeepfabrikanten, gebouwd
was, en het verderop gelegen tuindorp Bournville bezocht.
Tijdens dit Engelse bezoek rees bij de heer Stork de gedachte een dergelijke 'woonkolonie'
in Hengelo te stichten.
In de Hengelosche Fabrieksbode van 7 mei 1910 werd melding gedaan van de bouwplannen.
Aan de uit 1865 stammende Hengelosche Bouwvereniging werd een nieuwe poot toegevoegd; de
afdeling Tuindorp 't Lansink. Deze nieuwe afdeling gaf de architect